Middeleeuwse Paleografie

Dossier № 32: City charter of Harlem (1245) – Second charter

City Archive of Harlem, GA Haarlem 1245-1575, inv. nr. 12

Inleiding

Een stads- of dorpsoorkonde regelt de wettelijke status (inclusief de rechten en plichten) van een onafhankelijke stedelijke jurisdictie. Het is een bewijs en symbool van de stedelijke status van de nederzetting in kwestie. De verlening ervan markeert een belangrijke fase in de ontwikkeling van een stad.


Voor middeleeuws Nederland zijn van een behoorlijk aantal steden stadsrechten bewaard gebleven (te beginnen met Geertruidenberg in 1213 en eindigend met Heenvliet in 1469). Op donderdag 23 november 1245 verleende Willem II, graaf van Holland (1236-1254), de burgers van Haarlem een stadsrechten, inclusief een tolvrijstelling in het graafschap Holland. Ondanks dat de graaf dit privilege verleende - door middel van een verzegelde stadsrechtenakte - lijkt het initiatief om stadsrechten te verlenen deels van de burgers van Haarlem te zijn gekomen.


De originele oorkonde is bewaard gebleven en bestaat uit twee documenten van dezelfde datum. Deze oorkonden bevatten een groot aantal bepalingen geschreven in het Latijn (69 artikelen volgens een indeling geïntroduceerd door Huizinga (1911) en gehandhaafd tot op de dag van vandaag) die betrekking hebben op verschillende rechtsgebieden.


De stadsrechten van Haarlem behoren tot het zogenaamde Brabants-Nederlandse verband van stadsrechten. Toen Haarlem in 1245 zijn stadsrechten kreeg, leunde het sterk op die van Den Bosch (die op zijn beurt weer leunde op die van Leuven). Vervolgens diende de Haarlemse stadsrechten als voorbeeld voor Delft (1246) en Alkmaar (1254). Via Alkmaar bleef het - tot in de vijftiende eeuw - vooral ten noorden van het Spaarne gekopieerd worden. In totaal zijn er 24 steden die ongeveer dezelfde stadsrechten hebben, zowel qua inhoud als qua omvang.

Fysieke beschrijving

Perkament (L: 22 x B: 35 cm), ontsierd door een

dichtgenaaide scheur, gegraveerd door een ongeïdentificeerde hand

(mogelijk een hand van de abdij van Egmond) in een sierschrift (in

dit geval een ongeorganiseerde combinatie van elementen uit de

diplomatische minuscule, boekhand (enkele lombarde-achtige

majuscules) en notula) en voorzien van het zegel van de graaf.